Jan (eind veertig) kwam dertig jaar geleden uit de kast als homo. Daar betaalt hij tot en met de dag van vandaag een prijs voor. Hij wil zijn verhaal vertellen om anderen, jongeren vooral, te behoeden.
“Hij zat op zwemmen. En ik ook. Allemachtig wat was hij mooi. Ik wist niet veel van homoseksualiteit af, dacht daar niet over na, maar één ding wist ik wel: homo zijn is niet goed. Een paar jaar later was er die mooie en leuke jongen uit de brugklas. Ik drukte mijn gevoelens voor hem diep weg. Homo’s zijn verkeerd, en ik ben niet verkeerd. Dus hoe kan ik nu homo zijn? Meisjes leuk vinden, dat komt nog wel.
In de jaren die volgden, veranderde er weinig. Mooie jongen, wegdrukken. Mooie jongen, wegdrukken. Ondertussen werd die ene vraag steeds urgenter: Wanneer ga ik nou meisjes leuk vinden?
Op mijn negentiende hakte ik de knoop door. ‘Ik val op jongens’. Het woord homo vond ik te beladen en kreeg ik niet over mijn lippen. ‘Ik val op mannen’, vond ik ook verschrikkelijk klinken. Ik val niet op mannen, ik val op jongens, met een babyface.
Mijn leven als homo begon pas echt toen ik bij mijn ouders uit de kast kwam. “Pap, mam, ik val op jongens” stamelde ik. Daarna heb ik een onbedaarlijk potje zitten huilen bij hen in de woonkamer. Ze schrokken behoorlijk dat hun zoon homo was. Niettemin werd ik geaccepteerd en dat vond ik goed genoeg. Mijn andere coming outs vond ik maar moeilijk. Het duurde uiteindelijk nog jaren voordat ik hardop durfde te zeggen: Ik ben Jan en ik ben homo.”
De datinggame
“Homo dus. Daar hoort een vriend bij, een soulmate, iemand om lief en leed mee te delen. Dat was zo eenvoudig nog niet. Ik werd verliefd op een collega van begin twintig met een babyface. Hij was hetero en getrouwd dus, helaas, dat ging hem niet worden. Wat over bleef was daten. Maar bij geen enkele date kreeg ik kriebels in de buik. Bij geen van hen had ik de wens hen opnieuw te zien. Nooit leidde een date tot seks of zelfs maar een vriendschap. Keer op keer, telkens opnieuw.
Twintig jaar later heb ik gefrustreerd en intens verdrietig de stekker uit de datinggame getrokken. Het mocht allemaal niet zo zijn. Dan maar mijn leven alleen.”
Alles wat ik niet wilde en niet mocht
“Geleidelijk ging het bergafwaarts met me. Ik werd somber, sliep slecht, was moe, had hoofdpijn, leed aan stemmingswisselingen en ik ontwikkelde allerlei angsten. Ik had nergens meer energie voor. Ik richtte mij voor de afleiding maar op het herinrichten van mijn huis. De smaakvolle foto van een silhouet van een jongen wilde ik vervangen door een andere foto. Ook van een jongen. Maar wel een jongen in de verte want de foto mocht natuurlijk niet te denken geven.
En toen pas drong het tot me door. Eerst nog langzaam maar daarna met een verpletterende zwaarte. Wie hield ik hier nu voor de gek? De waarheid kon ik nauwelijks onder ogen zien. Zo pijnlijk. Zo alles wat ik niet wilde en niet mocht. Ik ben geen homo, ik ben pedofiel.”
Opluchting en paniek tegelijk
“Plots viel alles op zijn plaats. Die ene oogverblindende tienjarige jongen op de sportvereniging waar ik mijn ogen niet vanaf kan houden, de ellenlange reeks dates met mannen zonder enig gevoel van verbondenheid, de films met jongens waar ik zo graag naar kijk, het kunnen staren naar de cover van het album WAR van U2, de foto’s van jongens die al decennia aan mijn muur hingen, dat ik nooit met goed fatsoen “ik houd van mannen” over mijn lippen kreeg, het intense plezier dat ik beleef aan de kinderen van mijn vrienden, mijn zwemvriendje van vroeger, de jongens in de brugklas.
Het was een onwerkelijk gevoel van opluchting en paniek tegelijk. Mijn hele leven heb ik ontkend pedofiel te zijn. Ik speelde overtuigend homo. Ik geloofde het echt maar het bleek allemaal onecht, een leugen.”
Opnieuw uit de kast
“De ontdekking brandde bijkans een gat in mijn ziel. Ik vertrouwde mijn zus het meest. Als er één iemand was die begrip kon opbrengen voor mijn verhaal, dan was zij het. Wegens bijzondere omstandigheden duurde het echter maanden voordat ik haar zou ontmoeten. Dat was een loodzware periode. Vlak voor mijn tweede, maar dit keer echte coming out, was ik natuurlijk super zenuwachtig. Tijdens het vertellen barstte ik in huilen uit, waarop zij reageerde met wat ik het allermeest nodig had; een knuffel. Er volgden daarna meer goede coming outs.
De vijfentwintig jaren ‘ontkenning’ brachten mij niet veel goeds. Terugkijkend had ik graag veel eerder mijn gevoelens erkend. Dat was op mijn negentiende misschien nog niet gelukt. Ik kreeg homo al nauwelijks uit mijn mond. Maar vijfentwintig jaar lang ontkennen is wel erg lang. Al die nutteloze afspraakjes met bijhorende teleurstellingen waren onnodig.”
Er is leven
“Ik vertel mijn verhaal, hoe moeilijk en pijnlijk ik het ook vind, zodat jongeren zich beter kunnen voorbereiden. Het moet toch mogelijk zijn jongeren op school voor te lichten over pedofiele gevoelens? Wat een leed, verdriet en eenzaamheid wordt voorkomen als zij eerder de mogelijkheid krijgen eerlijk te zijn naar zichzelf en hun omgeving. Dit gaat niet om het vieren van seksualiteit, zoals homo’s dat doen. Dit is geen rechtvaardiging of pleidooi voor seksuele relaties met kinderen. Daar gaat het allemaal niet om. Pedofiele jongeren moeten een kans krijgen op leven met perspectief, op geluk binnen de grenzen van de wet. Daarom is het echt heel goed dat pedofielen in gesprek kunnen op de chat van Pedofilie.nl. Ik heb daar zelf veel aan gehad.”
“Het is nu bijna veertig jaar na de jongen van de zwemvereniging. In alle jaren daarna heb ik mijzelf wijs gemaakt dat pedofiel zijn het einde van de wereld betekende. Ik had het fout. Er is leven.”